Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft de klacht van vier Duitse nabestaanden van de slachtoffers van het neerstorten van de MH17 in behandeling genomen. De families verwijten de Oekraïense regering opzettelijk het luchtruim boven het oorlogsgebied niet te hebben gesloten voor vliegverkeer.
Volgens de klacht waren de Oekraïense autoriteiten op de hoogte van de gevaren van het vliegen boven de conflict zone van oostelijk Oekraïne, maar hebben zij bewust geen maatregelen getroffen wat resulteerde in de dood van hun familieleden op 31 juli 2014.
De Maleisische Boeing 777 was op 17 Juli 2014 neergestort in het gebied van Oost-Oekraïne waar toen al een strijd tussen het regeringsleger uit Kiev en de opstandelingen uit het westen woedde. Alle 298 passagiers op vlucht MH17 van Amsterdam naar Kuala Lumpur met onder hen 85 kinderen kwamen om het leven.
De behandeling van de klacht door het Hof kan een jaar duren. Het Hof past het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens toe. Zijn taak is erop toe te zien dat de staten de rechten en vrijheden van het Verdrag nakomen.
Als het Hof een schending van het Verdrag vaststelt, kan het “billijke genoegdoening” toekennen in de vorm van geldelijke vergoeding. Het Hof kan ook verlangen dat de betrokken staat de kosten vergoedt die om de klacht in te dienen zijn gemaakt.
Alleen mensen die persoonlijk en rechtstreeks slachtoffer zijn van een schending van het Verdrag door een aangesloten staat kunnen een klacht indienen.
De MH17 stond onder toezicht van de Oekraïense luchtverkeersleiding en vloog op een hoogte van 10 kilometer. Zowel nationaal als internationaal gaat de verdenking uit naar het kabinet Rutte dat zij de ware toedracht van het neerstorten van het vliegtuig wel kennen, maar niet bekend willen maken.
De daders bevinden zich onder diegenen die al na drie uur wisten te vertellen dat het de Russen waren die vlucht MH-17 hadden neergehaald zonder daarvan ook maar over het geringste bewijs te kunnen overleggen.