Suriname en de voortdurende slavernij door ‘The Dutch’

Rob van der Zon doet verslag van zijn bezoek aan ‘ons voormalig wingewest’ Suriname. Hij ontdekt veel parallellen tussen oude en nieuwe slavernij. Hij verwoordt het zo: “Een spook uit het verleden en een waarschuwing voor de toekomst omdat het tuig dat destijds niet schroomde om mensen te vernietigen voor eigen voordeel nu nog steeds in het zadel zit. Ik mag doodvallen als dit schorriemorrie van generatie op generatie niet dezelfden zijn gebleven.”

Ik ben trots op mijn wijlen vader dat hij destijds samen met zijn dienstmaten de ‘Colijn Plantage’ (thee plantage in het voormalig Nederlands Indië) in lichterlaaie gezet heeft, omdat ook zij begrepen dat de gewone Nederlandse jongen zijn leven moest wagen om een ‘overzeesch volk’ te knechten zodat het graaiersrapaille kon doorgaan met uitbuiting. Deze graaiersfamilies zijn nog steeds actief en maken deel uit van het gespuis dat vierkant staat achter de wandaden van het (wan)beleidstuig van vandaag.
Daarom heb ik mij nogal opgewonden over het gemak waarmee…alle Nederlanders…verantwoordelijken genoemd worden voor de slavernij van toen onder de verzamelnaam ‘The Dutch’.

We waren onlangs op bezoek bij fort Nieuw Amsterdam in het district Commewijne te Suriname. Dit was opnieuw een ontmoeting met slavernij. 
Op veel displays was te zien hoe schofterig de zwarte mens naar dit continent gesleept is en onderworpen werd aan een vreselijk werkregime.
 Van menselijkheid was geen sprake. Velen hebben hun leven verloren door uitputting en onmenselijke straffen.

Een hele lelijke vlek in de geschiedenis.
 Maar wat mij keer op keer tegen de borst stuit, ook bij de expo op fort Zeelandia, is dat er steevast gesproken wordt over, ‘The Dutch’ met hoofdletters. Wie bedoelen ze daar eigenlijk mee?
 Dat is iets wat mij mateloos irriteert. Vallen alle mensen uit het gebied dat tegenwoordig Nederland heet ook onder ‘The Dutch’? 
Ik heb zo langzamerhand het idee slachtoffer te zijn van een collectief ‘schuld in de schoenenschuiverij’ complex.

De reactie van de donker gekleurde medemens op het verleden is een totale afwijzing van werk dat herinnert aan het slavernijverleden.
 Ook hierbij proef ik valse sentimenten. De suikerfabriek Marienburg op Commewijne staat er vervallen bij waarbij de staketsels van de machinerie, geleverd door Werkspoor te Amsterdam en de restanten van de stoommachine nog te zien zijn.

Onlangs las ik in de Parbode, een plaatselijk magazine, een artikel over Marienburg. Het zou er spoken en er moest een massagraf zijn waarnaar tevergeefs gezocht werd. Dit alles is een erfenis uit een onderdrukkingsverleden. 
Wat mij echter direct te binnen schoot is dat rond 1975, toen de republiek Suriname ontstond, de fabriek dermate veel veranderingen moet hebben ondergaan dat er allang geen sprake meer was van 19e eeuwse verhoudingen. De totale installatie moet vooral in de naoorlogse jaren zijn aangepast aan de moderne stand van techniek.

Daarbij denk ik aan volledig geautomatiseerde combines met airconditioned cabines. Suriname had tot die tijd een florerende suikerproductie met export dankzij het functioneren van onder andere Marienburg.
 Het rendement van de fabriek liet misschien te wensen over, maar tot dan toe was dit een bron van arbeid en dus inkomen. Het Tilby procedé had tegenwoordig het land nog kunnen voorzien van heel veel bijproducten van het suikerriet zodat het BNP een stuk hoger was geweest dan nu.

De Surinaamse arbeids- en ondernemerscultuur had echter anders voor met het Nederlands erfgoed.
 De slavernij was de ‘Godgegeven reden’ om te kunnen overstappen naar een keurige kantoorbaan met airco. Het gebrek aan managementvermogen en innovatief inzicht was ook een belangrijk reden van de teloorgang.

De piepjonge staat had moeite om op eigen benen te staan na de Nederlandse terugtrekking. Een van de grootste geldbronnen van het land, de bauxietgronden, worden nog steeds voor grotendeels leeg getrokken door schurkenstaat nummer 1 de VS.

Daarnaast is er sinds de laatste decennia in toenemende mate sprake van een Chinese invasie die iedere beschikbare niche van de handel bezet met het fanatisme van een kolonie mieren. Dit tot groot verdriet van de autochtone Aziaten die tot dan toe de handel dreven. Met angstaanjagende snelheid en gedrevenheid stromen mensen binnen vanuit het communistische paradijs, die zich invreten in de Surinaamse samenleving. Kinderen geboren uit deze groep zijn grondrechtelijk Surinamer en het is slechts een kwestie van tijd voordat hun stemrecht zal laten zien hoe de koek verdeeld zal worden in dit grondstofrijke land.

De toekomst zal uitwijzen waar het knelpunt zit, namelijk in de positie van de etnische groep van Afrikaanse origine, de voormalige slaven. Het argument van de ‘zweep van de blanke slavendrijver ‘ geldt niet meer.
Dan zal het een totaal andere groep zijn die laat zien dat de Afro-mens geen heersende rol is toebedeeld of in staat is baas over de eigen economische situatie te blijven.

Ook de ‘blanke man’ zal worden ontnuchterd. Het rookgordijn van de collectieve schuld aan slavernij zal optrekken wanneer de Nederlander beseft dat het land waarin men nu leeft in geen enkel opzicht te vergelijken is met wat de slavernijmusea bedoelen met ‘The Dutch’.
Men zou vooral moeten beseffen dat het eliterapaille van de Staten van Holland en Zeeland niets gemeen heeft met het Nederland van nu. En dat hetzelfde inhalige immorele gefortuneerde handelsschorem door de eeuwen heen is blijven opereren met dezelfde onethische inborst.

Echter de Gouwerneur, Rederijbezitter, aandeelhouder, man met de zweep, Godvrezende planter en admiraal van toen en nog velen met hen die de misdaden tegen de menselijkheid tot ongekende hoogte wisten te verheffen, zijn er nog steeds. ‘Ze’ hebben zich lang kunnen verschuilen achter het ‘We’ The Dutch.

Wie het spel doorziet weet dat de slavernij nog lang niet is afgeschaft en dat deze bezig is aan een volgende fase met dezelfde grondbeginselen van waaruit deze ooit is ontstaan: de zucht naar geld en gewin door minachting en onderdrukking. De instituten zijn er reeds voor gevormd en laten hun ondemocratische en dictatoriale lelijke gezicht zien, het Brusselse moloch.

Wie oren heeft om te horen en ogen om te zien komt tot de conclusie dat er een gouden kalf moet worden aanbeden. Alle moraal en menselijke ethiek is ondergeschikt aan de monetaire afgod. Ieder die gebukt gaat onder de noodzaak van het bezit van geld, weet dat hij of zij tot slaaf en slavendrijver geworden is. Daarbij is de plantagehouder en slavendrijver een voor het publiek onzichtbare entiteit in een onmenselijk groot bankgebouw geworden. Het gaar allang niet meer om de kleur van je huid of de plaats waar je woont. De techniek maakt dat alles te controleren is vanuit een duivelse machtspiramide met een onstilbare honger naar meer en meer… rente!
Ik zou daarbij graag willen afsluiten met de slotwoorden van Charly Chaplin uit de film ‘The Great Dictator’:
“People of this world, Unite”!

bijdrage van Rob van der Zon, 31 december 2014

2 Comments

  1. Een goed artikel. Wat ik daarbij wel aan wil vullen is dat de slavernij niet altijd gelinkt kan worden aan racisme of andere volkeren. Ook binnen Nederland heeft er slavernij plaats gevonden. Nederlanders tegen Nederlanders. Een goed boek is er over dit onderwerp geschreven namelijk: De Bedelaarskolonie.

Reacties zijn gesloten bij dit onderwerp.